Voor de uitleg daarvan is het belangrijk om een stukje basiskennis van planten te delen.
Zoals mensen en dieren op microscopisch niveau uit cellen bestaan, is dit ook bij planten het geval. Plantencellen hebben echter een paar extra kenmerken. Zo hebben ze onder andere een celwand, een vacuole en (vaak) bladgroenkorrels.
De celwand van een plantencel geeft de cel extra bescherming en stevigheid. In de celwand bevinden zich kleine openingen (plasmodesmata) waarmee de cel in contact staat met andere cellen.
De vacuole is een soort van blaas
in de cel die met vocht is gevuld. In dit vocht kan de cel meerdere stoffen opslaan zoals ook afvalstoffen. Via een slim proces kan de plantencel de druk in de vacuole verhogen en verlagen. De druk in de vacuole zorgt samen met de celwand voor de stevigheid van een plantencel en daarmee van de plant.
Over het algemeen bestaan planten uit 3 belangrijke structuren. Wortels, stam en takken, bladeren. Wortels zorgen onder andere voor opname van water en voedingsstoffen en voor houvast.
De stam en takken (de houtachtige structuren) geven de planten stevigheid en vorm. Ze zijn de verbinding tussen wortels en bladeren.
De bladeren zijn de energiecentrales van de plant. Ze zetten, met behulp van licht en bladgroenkorrels, kooldioxide (CO2) en water om in zuurstof (O2) en glucose. Glucose is een suiker met een hoog energiegehalte. Dit hele proces heet fotosynthese.
In de bladeren bevinden zich huidmondjes. Twee gespecialiseerde cellen die samen een opening vormen. Hierdoor staat de plant in verbinding met de buitenlucht.
Via deze openingen neemt de plant CO2 op, maar ook de verontreinigingen uit de lucht. Tegengesteld kan de plant hierdoor ook zuurstof (O2) afstaan aan de omgeving en waterdamp uitscheiden.